Bron: NRC Tekst Barbara Nieuwkoop

Zwaaien met regenboogvlaggen is populair bij veel gemeentes, en
de status ‘regenbooggemeente’ is gewild. Maar als het op beleid
aankomt, gebeurt er weinig. Is regenboogbeleid vooral politiek
reputatiemanagement geworden?

Door heel Nederland liggen regenboogzebrapaden, knipperen LHB-vriendelijke
voetgangerslichten (met twee figuurtjes van gelijk geslacht) en wapperen er
regenboogvlaggen op Coming-Outdag.
Nederland telt 74 zogeheten ‘regenbooggemeenten’. Dat is een status die een
gemeente krijgt na ondertekening van een intentieverklaring met het ministerie van
OC&W. In zo’n verklaring wordt afgesproken dat de gemeente meerjarig lokaal
emancipatiebeleid zal ontwikkelen samen met direct betrokkenen. Gemeentes gaan
met partners de ‘veiligheid, weerbaarheid en sociale acceptatie van LHBTI’ers’
bevorderen.
De status van ‘regenbooggemeente’ is gewild. Maar als we naar de cijfers kijken van
het Sociaal & Cultureel Planbureau, Transgender Nederland en regionale
discriminatiemonitoren van onder meer Limburg, Zeeland en Oost-Brabant, dan
gaat het niet veel beter met de sociale acceptatie van transgender personen,
biseksuelen en LHBTI’s met een etnische achtergrond. Ook maakt bijna tachtig
procent van de jongeren op scholen nare opmerkingen over homo’s, zo bleek uit een
onderzoek van Columbia University in 2018.
Uit gesprekken met ambtenaren en wethouders van onder andere Haarlemmermeer,
Venlo en Hoogeveen blijkt dat er weinig zicht is op de problemen van LHBTI-inwoners,
maar dat er toch ‘regenboogbeleid’ is gemaakt. Beleid waarin
zichtbaarheid van de LHBTI-inwoner een voorwaarde is en het beeld van de
gemeente als homovriendelijk een pijler.
Is regenboogbeleid vooral politiek reputatiemanagement geworden?

DICHT BIJ DE MENSEN
Lokaal emancipatiebeleid is een uitvloeisel van het decentraliseren van sociaal
beleid. Meerdere kabinetten achtereen hebben de verantwoordelijkheid voor
complexe dossiers, tegelijk met de financiering daarvan, verlegd van het rijk naar de
provincie of de gemeente.
‘In de gemeenten moet het gebeuren,’ zei minister van OC&W Jet Bussemaker in
2014. ‘Daar moeten lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders zich, net als
ieder ander, veilig kunnen voelen. Daar vindt de acceptatie plaats. Dus daar, dichtbij
de mensen, moeten vooroordelen, pesten en discriminatie worden aangepakt.’
Regenbooggemeenten met meer dan 100.000 inwoners ontvangen jaarlijks
twintigduizend euro, en de vier grote steden krijgen vijftigduizend euro om de
gemaakte afspraken om te zetten in beleid.
In de intentieverklaring staan de volgende afspraken: 1. discriminatie, intimidatie
van en geweld tegen de LHBTI’ers bestrijden, 2. bevorderen dat LHBTI’ers zich
veiliger en weerbaarder voelen op school, op straat, op het werk, in de zorg en bij
sport, en 3. stimuleren dat seksualiteit en gender meer bespreekbaar wordt onder
jongeren.

GEEN DOELGROEP, WEL BELEID
Rond ‘Paarse Vrijdag’ in 2019 ondertekende wethouder Marjolein Steffens van de
gemeente Haarlemmermeer de intentieverklaring. Zeven weken later presenteerde ze
een plan van aanpak voor regenboogbeleid. ‘Het gaat om het welzijn van deze
inwoners. Hoe ze worden bejegend, dat ze zich thuis voelen in hun wijk en kunnen
zijn wie ze zijn.’
In de nota staat dat de gemeente verandering wil brengen in ‘conflictmijdend gedrag
van LHBTI-inwoners, de lage meldingsbereidheid en de relatief slechtere welzijnsen
gezondheidsbeleving van de doelgroep’.

Het gebrek aan betrokkenheid van LHBTI-inwoners was

geen belemmering om beleid te maken. Maar voor de

uitvoering moeten ze zich wel melden.

Het probleem is dat niet bekend is wie de doelgroep is. ‘Het is een onzichtbare
groep,’ zegt Steffens.
Het gebrek aan betrokkenheid van LHBTI-inwoners was geen belemmering om
beleid te maken. Maar voor de uitvoering moeten ze zich wel melden.
Een jaar na het vaststellen van het beleid vertelt Steffens dat er nog steeds ‘lang niet
genoeg zicht’ is op de problemen die worden ervaren. Maar dat het aan de LHBTIinwoners
is om ‘met het oog op acceptatie zichtbaar(der) te worden en een stem te
krijgen. Ik ben me ervan bewust dat het moed vraagt om je uit te spreken. Maar het
is wel nodig dat het gebeurt.’

VAANDELDRAGERS
Zichtbaarheid is een leidmotief bij regenbooggemeenten. In het regeerakkoord van
het huidige kabinet stelt de overheid zich op als beschermer van zichtbaarheid:
‘Mensen die niet zichtbaar zichzelf kunnen zijn, kunnen rekenen op een actief
optredende overheid.’
Het volgde op een aanbeveling in een evaluatie van het regenboogbeleid in de
periode 2015-2017 door onderzoeksbureaus Panteia en Atria. ‘Het is nodig dat er
vaandeldragers komen zodat de LHBTI’er “uit de kast komt en blijft”.’ Seksuele
rechten zijn er kortom pas als er een seksuele identiteit is.
Het vaandeldragen is intussen letterlijk gretig opgepakt door wethouders. Dat heeft
ertoe geleid dat op ‘LHBTI-feestdagen’ zoals ‘IDAHOT’ (International Day Against
Homophobia − 17 mei), ‘Roze Zaterdag’ (3e zaterdag van juni), ‘Nationale Coming
Out Day’ (11 oktober) en Wereld Aids dag (1 december) door het hele land de
regenboogvlag wordt gehesen.
Het regenboogbeleid bestaat uit ‘meeliften op initiatieven
vanuit de samenleving en drie keer per jaar de vlag
ophangen’.
We hijsen de vlag om te laten zien dat iedereen zich thuis kan voelen en kan zijn wie
hij of zij is, ongeacht seksuele voorkeur, zeggen wethouders van vele gemeenten.
Maar beleid inrichten blijkt lastig. Catharina van Hien, raadslid voor GroenLinks in
Hoogeveen, hekelde in januari 2019 namens vijf partijen in Het dagblad van het
Noorden het regenboogbeleid van het vorige college als ‘symboolpolitiek’. ‘Er
wordt bijna geen invulling aan gegeven. Als het aan ons ligt, gaat dat veranderen.
De gemeente heeft een voorbeeldfunctie en de politiek kan een voortrekkersrol
spelen.’
Anderhalf jaar later meldt een woordvoerder van de gemeente Hoogeveen
desgevraagd dat het regenboogbeleid nog steeds bestaat uit ‘meeliften op
initiatieven vanuit de samenleving en drie keer per jaar de vlag ophangen’.

VOORBEELDFUNCTIE
Een pijler in de uitwisselbare regenboogbeleidstukken is de voorbeeldfunctie van
een gemeente. Die voorbeeldigheid bestaat vooral uit het hebben van aandacht.
‘Aandacht voor genderneutrale communicatie’ (Nijmegen), ‘aandacht voor
veiligheid en verbinden’ (Assen), ‘specifieke aandacht is er voor ouderen en mensen
met een verstandelijke beperking’ (Leeuwarden).
Aandacht lijkt een diplomatiek antwoord van een
overheid die niet weet hoe ze daadwerkelijk verandering
kan bewerkstelligen.
In Goes en Middelburg wil men een ‘aandacht functionaris’ aanstellen om
‘structureel aandacht te geven aan seksuele diversiteit binnen de school’. In Emmen
is er ‘structurele aandacht voor zichtbaarheid van de gemeente als
Regenbooggemeente’.
Wat het betekent om aandacht te hebben en wat het effect ervan is, is onduidelijk.
Aandacht lijkt een diplomatiek antwoord van een overheid die niet weet hoe ze
daadwerkelijk verandering kan bewerkstelligen.

NATIONALE BELANGENBEHARTIGER
De gewenste zichtbaarheid kan ook worden ingezet voor het gemak van de hetero,
zo blijkt in Emmen. Wethouder Guido Rink van Emmen initieerde een
regenboogfestival om zichtbaarheid te faciliteren. In een interview vertelde hij dat
een jaarlijks festival als een vliegwiel voor de LHBTI-acceptatie kan fungeren. De
eerste editie in 2019 was volgens Rink heel geslaagd omdat ‘er geen excessen waren
zoals op de botenparade in Amsterdam en hetero’s zich comfortabel voelden’.
Het COC is de nationale belangenbehartiger van LHBTI’ers en lijkt daarmee de
aangewezen gesprekspartner van gemeenten. Het geld dat regenbooggemeenten van
het rijk krijgen, wordt gedeeltelijk en soms integraal doorgesluisd naar regionale en
lokale afdelingen van het COC. Door voorlichting op middelbare scholen geeft het
COC invulling aan de gewenste cultuurverandering onder jongeren. Gemeenten
hebben hun hoop gevestigd op jongeren: ‘De jeugd heeft de toekomst. Uit de “kast”
durven komen moet geen item meer zijn. Tolerantie jegens elkaars gevoelens gaan
we bevorderen.’ Aldus beleidsnota’s van Leeuwarden en Haarlemmermeer.
Scholen zijn al sinds 1 december 2012 verplicht om in lessen op ‘respectvolle wijze’
aandacht te besteden aan LHBTI-acceptatie. Maar in geen enkele gemeente wordt
op alle scholen voorlichting gegeven. Ook voor de gemeente Weert, waar de
homoseksuele wethouder Geert Gabriëls zelf voorlichting geeft, ‘is vrijwillige
deelname aan ons LHBT-beleid vele malen meer waard dan een verplichte’.
Dat voorlichting geen garantie is voor cultuurverandering, blijkt in Venlo. Sinds
2013 werd de jaarlijkse twintigduizend euro regenbooggeld uitgegeven aan
voorlichting op middelbare scholen. Onderzoek onder Venlose jongeren in 2017
toonde aan dat één op de drie jongeren in Venlo intolerant is ten opzichte van
homoseksuelen en dat meer dan de helft van de LHBTI’ers discriminatie ervaart.
Wethouder Frans Schatorjé concludeerde hieruit dat voorlichting niet het gewenste
effect had, stopte de financiering en liet het vervolgens aan de scholen of ze
voorlichting willen geven.
Het onvermogen van gemeenten en het COC om effectieve oplossingen te vinden
voor de problemen van LHBTI’ers heeft verschillende oorzaken. Annelies van
Santen, voorzitter COC Groningen en Drenthe, praat veel met ambtenaren,
wethouders en mensen in de zorg. ‘Mensen snappen vaak niet dat LHBTI heel
divers is. Je kunt een homoman van 35 jaar die alles op orde heeft niet vergelijken
met een transgender persoon die onder zijn opleidingsniveau in een klein baantje
werkt.’

ZICHTBAARHEID IS EEN PRIVILEGE
Diversiteit is ook binnen het COC een probleem. In de besturen van de plaatselijke
afdelingen zitten nauwelijks mensen met een andere etnische achtergrond en de T en
de I zijn ondervertegenwoordigd.
Dat het COC niet voor iedereen de aangewezen belangenbehartiger is, blijkt ook uit
nieuwe organisaties zoals Maruf, Colored Qollective (CQ) en Pink Marrakesh, die
allemaal zijn opgericht vanuit de behoefte om als queer mensen van kleur samen te
komen.
Dino Suhonic, directeur en oprichter van Maruf, kenniscentrum voor islam en
seksuele diversiteit: ‘Met de belangen van witte homomannen en lesbische vrouwen
zit het wel goed. Maar wij hebben last van xenofobie. Daar wordt niet over gepraat.
We moeten stoppen met doen alsof we allemaal dezelfde kant op gaan.’
Dat het debat in het openbaar moet worden gevoerd, maakt het ook niet altijd even
effectief. ‘Gesprekken over LHBTI en religie moeten in de luwte plaatsvinden. Het
gaat langzaam. Het zijn wezenlijke gesprekken die tijd kosten,’ zegt Mariecke van
den Berg, bijzonder hoogleraar feminisme en christendom.
Zichtbaarheid is een privilege, zeggen Maruf, CQ en Pink Marakesh. ‘Grote en
overwegend witte LHBTI-organisaties bieden niet de veiligheid waarbinnen wij
ervaringen kunnen delen,’ vindt CQ-bestuurslid Lucien Sanchez.

NIETS FORCEREN
In Zeeland is voor een regionale aanpak gekozen zonder het COC. In 2015 richtten
de gemeenten Goes en Middelburg en Anti Discriminatie Bureau Zeeland stichting
‘LHBT netwerk Zeeland’ op.
Ze organiseren informatieavonden over verborgen geweld waar politie en een
officier van justitie aanwezig zijn, een online talkshow over LHBTI en christendom
en een gecertificeerde bijscholing voor huisartsen over genderdiversiteit.
Onder het motto ‘iedereen doet mee’ is in gemeenteland
een transitie gaande van doelgroepenbeleid naar
inclusiebeleid.
Odilia van der Heijden, bestuurslid, kent iedereen. ‘We praten met wethouders,
raadsleden vragen ons hoe er beter beleid gemaakt kan worden. We willen niets
forceren. Schouwen Duiven wilde bijvoorbeeld als enige gemeente de regenboogvlag
niet hijsen op 11 oktober. Wij gaan vervolgens met wethouders van die gemeente in
gesprek om te kijken wat er wél mogelijk is. In die gesprekken hebben we gewezen
op het hoge zelfmoordpercentage bij LHBTI’ers in Zeeland. Gevolg is dat het
sociale veiligheidsbeleid is verbreed zodat ook het welzijn van LHBTI-inwoners er
onderdeel van uitmaakt.’
Het einde van de gemeentelijke regenboog lijkt intussen in zicht. Onder het motto
‘iedereen doet mee’ is in gemeenteland een transitie gaande van doelgroepenbeleid
naar inclusiebeleid. Misschien dat gemeenten dan ook hun roze bril zullen afzetten.

Hokjesdenken binnen de homogemeenschap: hoe mannelijke vrouwelijkheid zowel wordt afgestraft als aangemoedigd

Journalist Tim van Erp (30) ziet als homoseksuele man
hoe menig homo vrouwelijk gedrag bij andere homo’s
veroordeelt en hoe tegelijkertijd een groeiend aantal
mannen datzelfde gedrag met trots uitdraagt. Een
tweestrijd binnen de gemeenschap, waarin voorbij
wordt gegaan aan waar het werkelijk om draait.